|
Alfonso Mango tijdens een klus in Rio, 1984 |
Het jaarlijkse politiebal. Op het podium maant de korpschef van Mataquintos zijn collega’s tot kalmte. ‘Ik weet voor wie jullie zijn gekomen,’ roept hij. ‘Hij is de beste geheim agent aller tijden, en hij is weer bezig met een weergaloze undercoveractie: Alfonso Mango!’ Gebrul, pistoolschoten. Een agente komt aangetrippeld met een dienblad, waarop een baksteen ligt. ‘Helaas kan ik niet lang blijven,’ klinkt het uit de steen. ‘Ik zit midden in een onderzoek naar de vastgoedbranche.’
Alfonso Mango is een absolute superster in Managuay. De geheim agent, opgeleid door de Israëlische Mossad, staat erom bekend moeiteloos van gedaante te wisselen tussen mens, dier en gesteente. Zijn bijnaam: ‘het camouflagemirakel’. Mango’s werkgever, de gevreesde inlichtingendienst Seguridad, laat hem begaan – zolang hij zijn missies maar volbrengt. En trouwens, ze kunnen hem toch nooit vinden.
Het is zijn vrijgevochten stijl die Mango tot een volksheld maakt. Zijn werkwijze bestaat uit extreem doordachte camouflagetechnieken die hij tot het uiterste doorvoert. Tijdens een klus in Rio de Janeiro in 1984, bijvoorbeeld, presteerde Mango het om zó overtuigend in een hagedis te transformeren, dat hij 72 uur lang niets anders deed dan krekels eten en razendsnel zijn tong in en uit zijn mond te laten schieten. Dit laatste doet hij overigens nog steeds, tot irritatie van de caissières van zijn lokale supermarkt.
Na het optreden wordt Mango omringd door een schare jonge rechercheurs. ‘Goed, nog één verhaal dan,’ roept hij vanuit zijn steen. ‘Maar eerst: bier!’ De knaap die zijn dienblad vasthoudt, gooit hem in een volle pul. Als die weer leeg is, laat Mango een boer en loeit: ‘Sinds ik twintig uur per dag op een steiger lig, kan ik zuipen als een bouwvakker!’ De rechercheurs brullen het uit. De avond is voor Alfonso Mango, en hij is nog lang niet voorbij.
Roger Abrahams
Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.
Foto María Luísa Corazón del Ángel