Mijnbouw in Managuay |
Manuel Peminto de Flor werpt een rotje de mijnschacht in. ‘Laat je zien!’ Na een knal verschijnt een bestoft koppetje in de lichtbundel van zijn zaklamp. ‘Octavo!’ roept de mijnbouwdirecteur lachend. ‘Dit is mijn zoon, een van de beste gruisrapers van de schacht. Zeven jaar oud, maar een zoon van zijn vader!’
Terwijl Nederlandse topmannen worstelen met het combineren van werk en privé, komt de oplossing uit Latijns-Amerika. ManaMinas, het staatsmijnbedrijf van Managuay, wil ver gaan om haar medewerkers tegemoet te komen. Toen Peminto de Flor klaagde dat hij zijn kinderen te weinig zag, werd hij ontboden op het ministerie van Economie en Mosterdgas. Aanvankelijk voor gedwongen elektroshocktherapie, maar al snel volgde een aanbod: of hij zijn gezin niet – kosteloos – mee wilde nemen op de werkvloer? Nu werken zonen Octavo (7), Juan Rafael (6), Silvio (5) en José (3) in de mijn. Echtgenote Mercedes (42) en dochter Daniela (8) doen de toiletten. Peminto de Flor: ‘Zelf zit ik natuurlijk gewoon op kantoor, maar toch: het idee dat ze vlakbij zijn, stelt me ontzettend gerust.’
Een nadeel is er ook: mijnbouw in Zuid-Amerika kan levensgevaarlijk zijn. Iedereen herinnert zich de oefening in Minas de Chuco in 2010, die aan de buitenwereld moest tonen dat Managuay grote mijnongelukken kan voorkomen. Een ereloge vol militaire kopstukken moest toekijken hoe 237 reddingswerkers in een mijnschacht afdaalden, waarna de liftkabel brak en de schacht het onder luid geraas begaf. Met de militairen gaat het inmiddels weer goed.
‘Onze mijn is een veilige mijn,’ bezweert Peminto de Flor. Op dat moment stort met een hevig gekraak het bovenste deel van de mijnschacht in. De directeur trekt bleek weg. ‘Is Silvio nog beneden?’ vraagt hij. ‘Ja,’ antwoordt Octavo. Peminto de Flor zucht diep. Hij snikt. ‘Zo’n goedkope kracht krijgen we niet snel meer terug.’
Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.
Foto Lota del Horno