Etappe 15: De beste wielernamen: wie is de ‘Vroem-Froome’ van Zuid-Amerika?

Chris Froome (l) in actie tijdens de Tour de France

MATAQUINTOS – Met Chris Froome bezit de Tour de France eindelijk een topwielrenner wiens achternaam naadloos aansluit bij zijn snelheid. Waarom heeft de Ronde van Managuay niet zo’n renner?

Door Jens Mikkelsen

Om die vraag te beantwoorden, bezoeken we zondag het kamp van Team Onomatopee. ‘Wat een stomme vraag,’ zegt ploegleider Sergej Nomnomnom tussen twee happen van zijn avondeten door. ‘De namen van mijn mannen doen er niet toe, alleen hun prestaties. Helaas laten die te wensen over: Jean-Pierre Atchoum voelt zich al dagen niet lekker en Ricardo Zzz is voor elke etappe nog te laat aan de start verschenen.’ Ook teamarts Chuck Aaargh houdt het in zijn werkkamer liever zakelijk. Zodra hij sprinter André Glouglou – ‘hier, drink op’ – met een pijnstillende cocktail heeft weggestuurd, zegt hij: ‘Ziekte en pijn trekken zich niets aan van hoe iemand heet. Maar nu moet ik weg, want Simon Eee-youch krijgt een prik.’

Buiten het hotel waar de ploeg verblijft, halen drie renners een frisse neus. Helaas: ook zij moeten het antwoord op onze vraag schuldig blijven. Lucien Roaaar: ‘Ik snap niet wat je bedoelt. Trouwens, vandaag heb ik bijna net zo hard gereden als Froome.’ Ko Bareuh: ‘Ik niet.’ Ploegmaat Sven Gnagnagna: ‘Is dit een flauwe grap of zo?’
Terwijl we weglopen, horen we nog hoe Mads TuuutplofboeoemBATSiiihaudoiiiiingKLABOEMKNAL vloekend over een emmer struikelt.

RONDkijken
Rustdag: Pueblo Poñito

Vandaag rust het peloton uit in Pueblo Poñito. Volgens sommigen is dat een plaatsje waar je zo’n rustdag aangenaam kunt doorbrengen, bijvoorbeeld door een boottochtje te maken over het riviertje Yunango, dat meanderend richting een zeventiende-eeuws kasteeltje voert dat nog door een achterneef van Simón Bolívar zou zijn gebouwd. Dat is echter niet het geval.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Het adios-moment

Lt. Diego Sánchez Ortega,
censor van Het Grote Managuay-Vakantie-Doeboek

‘Nog even over die Volkskrant van u.’ Luitenant Diego Sánchez Ortega aait al pratend een presse-papier in de vorm van een zwangere lama. ‘Wij hadden ons wat meer… Hoe zeg ik het? Ondersteuning voorgesteld.’ Veelbetekenend kijkt hij naar de muur, waar een cover van tijdschrift TIME hangt: ‘General Jamón: Man of the Year 2007.’ Met een knipoog: ‘Trucage natuurlijk. Maar toch.’

Ondersteuning door een krant: voor een dictatoriaal regime is het vanzelfsprekend. Ook de militaire junta van Managuay houdt de geschreven pers stevig aan de leiband. Toen dagblad El Pueblo twee jaar geleden de ontruiming van Occupy Mataquintos kenschetste als ‘best wel hardhandig’, ontving het prompt een publicatieverbod. En dat terwijl bij de genoemde ontruiming een colonne tanks over 33 demonstranten walste.

De officiële staatskrant is El Tiempo, dat grossiert in artikelen rond het staatshoofd, generaal Jamón. Als El Tiempo geen verslag doet, zo weten Managuay-kenners inmiddels, heeft de junta kennelijk een fout begaan. Zoals in december vorig jaar, toen generaal Jamón incognito door Brazilië reisde. Zijn vermomming – als bossanovazanger Antônio Carlos Jobim, die in 1994 overleed – bleek zo slecht, dat hij werd ontmaskerd, en bovendien belandde hij bijna in een vuurgevecht tussen dronken bendeleden in een sloppenwijk in Rio de Janeiro. El Tiempo maakte slechts melding van een ‘welverdiende vakantie met carnavaleske trekken’.

Luitenant Sánchez Ortega praat intussen tegen zijn presse-papier. ‘Wat willen wij bereiken? Werelddominantie. Is dat met de Volkskrant gelukt? Nee. Proberen we het dan met een ander medium? Ja, met Het Grote Managuay-Vakantie-Doeboek. Hebben we de Volkskrant nog nodig? Nee.’ Hij draait zich naar ons toe. ‘Wij zijn altijd oprecht geïnteresseerd geweest in u en uw cultuur. Dit is echter het adios-moment. Of, zoals ze in uw taal zeggen: Auf Wienerschnitzel.’
Roger Abrahams

Dit is de voorlopig laatste aflevering van Ondertussen in Managuay. Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

Foto Abrán del Tubo, Rogelio de la Sierra

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Eindexamens

Vroegtijdige schoolverlaters in Managuay

‘School?’ Vasco (16) uit La Libertina kijkt niet-begrijpend. Zijn geld verdient hij in de wapenhandel, niet met krijtborden. En voor zijn rijbewijs heeft hij geen lessen gevolgd – dat kocht zijn vader voor hem. Dan begint het te dagen. ‘Ja,’ grijnst hij. ‘Dat je achterin de klas bezig bent, terwijl iemand met een bril je huiswerk maakt.’

School en seks: voor Managuayanen zijn beide onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hoewel middelbare scholieren vandaag horen of ze – net als in Nederland – hun eindexamen hebben gehaald, zijn velen al lang vertrokken naar een baantje in de prostitutie, de vrouwenhandel of een semi-legale onderneming als die van Vasco’s beschermheer. De ambitieuze scholieren die overblijven, worden ‘Vargas Llosa’s’ genoemd, naar de Peruaanse Nobelprijswinnaar voor de Literatuur. En dat is geen compliment.

Schoolpersoneel worstelt dezer dagen dan ook niet met eindexamens, maar met tienerzwangerschappen. ‘Het is de tijd van het eindejaarskamp,’ legt directeur Ferdi Mando Kotulek van de Desi Bouterse-school in Mataquintos uit. ‘Dat vraagt om veel geregel. Immers, wat als al die zwangere meisjes onderweg bevallen?’ Er gaat dan ook standaard een verloskundige mee in de bus. ‘Ook wij vonden dat ooit overdreven,’ zegt Kotulek. ‘Maar de schoonmaakkosten werden gewoon te hoog.’

Kotulek is een schooldirecteur die, als het moet, een helpende hand uitsteekt. ‘In Plopsaland San Luís heb ik vorig jaar december nog een leerlinge helpen bevallen,’ vertelt hij trots. ‘En in Tikibad Mataquintos deed ik ooit eens een keizersnee. Mijn zakmes was hartstikke roestig na afloop, maar de moeder kon tenminste haar zwemdiploma afmaken.’

In het lamaburgerrestaurant reageert een groepje scholieren lacherig op de vraag of ze hun eindexamen hebben gehaald. ‘Natuurlijk,’ zegt een van hen. Hoe? ‘Mijn moeder is met de conciërge naar bed geweest.’ Dan, serieuzer: ‘En mijn moeder is echt heel lekker.’
Roger Abrahams

Foto Persbureau Managuay

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Muziekrecensies

De Nederlands-Managuayaanse volkszanger
Cor Favor brengt wéér een plaat uit

Uit het illegale Managuayaanse muziekblad Oreja: recensies van nieuwe platen!

Las Rosas del Brezal – ¡Qué país! *
Las Rosas del Brezal wordt vaak collaboratie met de militaire junta verweten. En oké, tijdens de launch party in het parlement loofden politici het rebelse gehalte van de punkband, maar zijn de liedjes ook slecht? Antwoord: ja. ‘De Pampabrigade’ (‘Wij eten gras en gordeldier/ was onze generaal maar hier’) is qua melodie nog te hebben, maar ‘Het stinkt hier… naar ambitie’ en de hit ‘De junta is best oké’ zijn ronduit onuitstaanbaar.

Los Managuayos – Flauta de Pan XIX ***
Hoera, de nieuwe Los Managuayos! De panfluitprinsen hebben schijt aan conventies, en daarom klinkt deze editie van Flauta de Pan weer precies zoals de vorige achttien. Never change a winning team, want er zijn maar weinig muzikanten die je zowel in de jungle als in de Andes het gevoel kunnen geven dat je in een lift staat.

Cor Favor – Un aguardiente *
De zanger met de lolligste artiestennaam sinds Tony Tortilla durft het aan om wéér een plaat af te scheiden. U kent het niveau van de Nederlander inmiddels, maar toch willen we even kwijt dat het titelnummer ‘Un aguardiente’ een vertaling is van een Nederlandse hit die ‘Pikketanussie’ heet. Een snelle blik in het woordenboek leert dat pik ‘penis’ betekent en anussie… afijn.

Cuarteto Chico Malsueño – Basilisco loco *****
Je onderscheiden binnen de Zuid-Amerikaanse jazztraditie is niet makkelijk, zeker niet als je optreedt met een groene basilisk aan een koordje. Chico Malsueño lukt het. Zijn opgewekte grooves, de episch opgebouwde postrock-crescendo’s en de onwijs te wauwe lyrics sleuren je mee in een bedwelmende trip waaruit je wakker wordt met slechts één doel: ook zo’n basilisk kopen – en wel nu.
Roger Abrahams

Foto Rogelio de la Sierra/ Guillermo del Barrio

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Technologie

‘En dit,’ zegt de gids, ‘is de internetzaal.’ Onder een cirkelvormig plafond, gestut door Griekse zuilen, staat een mahoniehouten bureau met een computer erop. Het inbelmodem verspreidt een ratelend geluid. ‘Een pc,’ constateert de collega van Le Monde, en krabbelt op zijn blocnote. ‘Is het een Windows 8?’ De gids, die op het toetsenbord tikt, begint onbedaarlijk te lachen. ‘Windows 8?!’ Een traan uit zijn oog vegend: ‘Wij zijn inmiddels verder. Dit is een Windows 95.’

Er zijn veel terreinen waarop Managuay een achtergestelde positie inneemt, en technologie is er beslist een. In dit cassetteland verzamelen zich op feestjes steevast vijf mannen rondom je cd-speler en stoten bewonderende fluittonen uit. Videotheken doen er goede zaken, en niet zelden rangschikken ze hun films op Betamax, Video 2000 en VHS.

Ook wat computers betreft, is Managuay een vergaarbak van verouderde technologieën. In Valle de las Tetas – het Silicon Valley van Managuay – werd vorig jaar de lancering van Windows 95 groots gevierd. ‘Vanaf nu telt Managuay mee als computerland,’ ronkte de licentiehouder. ‘De Commodore 128 gaat het héél lastig krijgen.’ Vijf minuten in de demonstratie van het nieuwe besturingssysteem crashten alle computers.

Desalniettemin breidt de digitale wereld zich in het Zuid-Amerikaanse land als een olievlek uit. Bedroeg het aantal officiële internetaansluitingen in 2011 nog vier, een jaar later stond de teller al op elf. En dat is bijzonder, voor een land waar vooral ouderen liever vertrouwen op nieuwsvoorziening per telex, telegraaf en postduif.

Nadat hij de journalisten verschillende kleuren diskettes heeft getoond – ‘een soort floppy, maar dan hard’ – stapt de gids naar de pc en zegt triomfantelijk: ‘Nu moet u dít maar eens bekijken!’ Staand voor de computermonitor betrekt zijn gezicht. ‘Puñeta!’ brult hij. ‘Een half uur gelul en nóg is die foto van Gloria Estefan niet geladen!’
Roger Abrahams

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: De Varkenssnuitskunks

De Patagonische varkenssnuitskunk

Luid wiekend zweeft de helikopter boven de Araná. De maan glinstert in het wateroppervlak. Vijf tot de tanden toe bewapende mannen springen op de oever – ‘Ándale! Ándale!’ – en jagen door de wirwar van straten en steegjes in de hoofdstad. Bij Enrique’s Enchilada’s houdt de eenheid halt. De voorste man kijkt om, zet dan zijn rechterlaars met kracht tegen de deur. Krak!

Zoals de Verenigde Staten de Navy SEALs hebben, beschikt ook de militaire junta van Managuay over haar eigen elitetroepen. Deze fuerza de operaciones especiales werd in 1962 opgericht door de toenmalige dictator van het land, generaal Fabio Flabendas, en heet Los Zorrinos, oftewel: de Varkenssnuitskunks. De naam werd bedacht door Flabendas’ ondergeschikten. Niet om de vasthoudendheid te eren waarmee dit Amerikaanse roofdiertje naar voedsel wroet, maar vanwege de scherpe geur die zijn anale klieren produceren – Flabendas leed aan ernstige winderigheid.

De opleiding tot Varkenssnuitskunk is keihard: zestig procent van de deelnemende militairen haakt voortijdig af. Degenen die de eindstreep halen, worden gedrild in typisch Managuayaanse vechttechnieken als met-zijn-twaalven-een-passant-beknuppelen, de-vijand-onder-tafel-drinken en met-een-tank-op-een-sloppenwijk-inrijden. In beginsel opereren de Varkenssnuitskunks in kleine, flexibele groepen die snel op een terroristische dreiging kunnen reageren. Vaker echter zijn ze dronken. Hun erelijst is indrukwekkend: de Skunks waren actief in voormalig Joegoslavië, Colombia en de F-side van Feyenoord, en volgens experts is zelfs de onverhoopte democratisering van Zuid-Amerika hun fout geweest. Maar daarover wordt nog gebakkeleid.

Enrique wijkt verschrikt achteruit. ‘Iedereen op de grond! Nu!’ Terwijl de overige vier hem rugdekking geven, snelt de voorste Varkenssnuitskunk naar de toonbank en grist een dampend dienblad weg. Tegen de uitbater: ‘O wee, als deze enchilada’s lauw zijn.’ Dan stormt de troep weer naar buiten. Als ze bijna de hoek om zijn, horen we één van hen zeggen: ‘Ik dacht dat de minister taco’s had besteld?’
Roger Abrahams

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Troonwisseling

Jorge Zorreguieta (r) naast juntaleider Jorge Videla

‘Máxima?’ Marco Cortes (28) schudt zijn hoofd. Zijn broer Rico (31): ‘Jawel, dat is die van “buurman, wat doet u nu”!’ We complimenteren Rico met zijn kennis van Nederlandse filmklassiekers uit de jaren tachtig, maar vertellen hem dat de dame in kwestie Tatjana heet, en niet Máxima. Rico kijkt teleurgesteld. ‘Dan geef ik het op.’

De koningin der Nederlanden is vanaf dinsdag een Argentijnse, maar in Managuay kent men haar amper. Argentijnen staan hier bekend als arrogante en verwijfde cappuccinodrinkers, en die kun je beter op afstand houden. De uitzondering: Jorge Zorreguieta, Máxima’s vader. De oud-minister uit de tijd van de Argentijnse dictatuur (1976–1983) geldt in Managuay als een gerespecteerd politicus.

Menig Managuayaan denkt met weemoed terug aan de tijd dat niet alleen zij, maar ook de buurlanden door militaire junta’s werden aangestuurd. Een periode van internationale solidariteit, geïllustreerd door een vrij verkeer van politieke gevangenen: die konden worden gearresteerd in Asunción (Paraguay), gemarteld in Mataquintos (Managuay) en bij Montevideo (Uruguay) in de Atlantische Oceaan geworpen.

Ook Argentinië deed mee, maar of Zorreguieta als minister van Landbouw van de dodenvluchten heeft geweten? Nee, zei generaal Jamón, het staatshoofd van Managuay, onlangs in een interview. Jamón herinnerde zich een brief van zijn oude penvriend: ‘Dan schreef hij geërgerd: “Ik presenteerde een mooi plan voor de export van steaks, maar toen zei de minister van Nationale Defensie: ‘Dat gaat niet, alle vliegtuigen zitten al vol.’ Iedereen begon te lachen. Waar sláát dat toch op?” O o, die Jorge, dacht ik dan.’

We komen aan onder een brug, waar Marco en Rico wonen sinds vorig jaar hun appartementencomplex werd gesloopt voor een nieuw winkelcentrum. ‘Jullie hebben het maar goed,’ lacht Rico, terwijl hij een fles rum tevoorschijn tovert. Marco neemt een slok en wijst om zich heen. Lachend: ‘Geen woning, geen kroning!’
Roger Abrahams

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Sopropo

Sopropo’s

Eten bij de familie Buzarquis. Moeder Emma zet een grote ketel op tafel, waarop vader Pepe en opa overeind komen uit hun stoel. ‘Soproposoep!’ juichen de kleine Juan en María. Pepe neemt kater Hugo op schoot en houdt hem een lepel met het groene goedje onder de neus. Hugo snuffelt, slobbert het naar binnen – en valt prompt op de grond. Morsdood. ‘Nog niet goed,’ bromt Pepe. Scheldend pakt Emma de ketel weer op. ‘Pinche sopa!’

De weerbarstige sopropo is een groente uit de komkommerfamilie. In Suriname wordt hij veel gegeten, maar ook in buurland Managuay is de tropische plant – die er uitziet als een pokdalige courgette – heus volksvoedsel. Sopropo’s zijn goedkoop en groeien overal. Bovendien: de onrijpe vrucht heeft een wrattige schil, het vlees smaakt bitter en het plantensap is bijtend giftig – de sopropo is, kortom, het Managuayaanse volk in zijn vegetale vorm.

Ondanks die volkseigen kwaliteiten hoopte de lokale sopropo-industrie heel even Europa te veroveren. In 2011, tijdens het gedoe met de EHEC-bacterie, durfden veel Duitsers geen komkommers meer te eten en de Managuayaanse Liga van Sopropotelers rook haar kans. ‘Straks zijn we exportproduct nummer één van Managuay,’ sprak Liga-voorzitter Amalfi. ‘Mosterdgas kan naar de tweede plek.’ Maar al snel bleken komkommers EHEC-vrij. En dat een sopropo vóór consumptie een paar uur in zout water moet worden geweekt om zijn dodelijke bestanddeel momordicine kwijt te raken, hielp ook al niet mee in de pr-campagne.

Na twee uur doorkoken staat de soep weer op tafel. ‘Goed spul,’ zegt Pepe smakkend. Maar opeens valt de lepel uit zijn hand. Pepe stormt de achtertuin in. Liggend in het gras geeft hij over. Naschokkend, met een lijkbleek gezicht, veegt hij zijn mond af aan een handvol grassprieten. Dan, met een schaterlach: ‘Man, wat houd ik toch van groente!’
Roger Abrahams

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Alfonso Mango

Alfonso Mango tijdens een klus in Rio, 1984

Het jaarlijkse politiebal. Op het podium maant de korpschef van Mataquintos zijn collega’s tot kalmte. ‘Ik weet voor wie jullie zijn gekomen,’ roept hij. ‘Hij is de beste geheim agent aller tijden, en hij is weer bezig met een weergaloze undercoveractie: Alfonso Mango!’ Gebrul, pistoolschoten. Een agente komt aangetrippeld met een dienblad, waarop een baksteen ligt. ‘Helaas kan ik niet lang blijven,’ klinkt het uit de steen. ‘Ik zit midden in een onderzoek naar de vastgoedbranche.’

Alfonso Mango is een absolute superster in Managuay. De geheim agent, opgeleid door de Israëlische Mossad, staat erom bekend moeiteloos van gedaante te wisselen tussen mens, dier en gesteente. Zijn bijnaam: ‘het camouflagemirakel’. Mango’s werkgever, de gevreesde inlichtingendienst Seguridad, laat hem begaan – zolang hij zijn missies maar volbrengt. En trouwens, ze kunnen hem toch nooit vinden.

Het is zijn vrijgevochten stijl die Mango tot een volksheld maakt. Zijn werkwijze bestaat uit extreem doordachte camouflagetechnieken die hij tot het uiterste doorvoert. Tijdens een klus in Rio de Janeiro in 1984, bijvoorbeeld, presteerde Mango het om zó overtuigend in een hagedis te transformeren, dat hij 72 uur lang niets anders deed dan krekels eten en razendsnel zijn tong in en uit zijn mond te laten schieten. Dit laatste doet hij overigens nog steeds, tot irritatie van de caissières van zijn lokale supermarkt.

Na het optreden wordt Mango omringd door een schare jonge rechercheurs. ‘Goed, nog één verhaal dan,’ roept hij vanuit zijn steen. ‘Maar eerst: bier!’ De knaap die zijn dienblad vasthoudt, gooit hem in een volle pul. Als die weer leeg is, laat Mango een boer en loeit: ‘Sinds ik twintig uur per dag op een steiger lig, kan ik zuipen als een bouwvakker!’ De rechercheurs brullen het uit. De avond is voor Alfonso Mango, en hij is nog lang niet voorbij.
Roger Abrahams

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

Foto María Luísa Corazón del Ángel

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Club Schurft

Een heteroseksuele man toont zijn spierballen in Club Schurft


‘Homo’s? Gadverdamme!‘ Ubaldo (27) is duidelijk: aan hem is de herenliefde niet besteed.
Wat hij in Club Schurft doet, is dan ook een raadsel. ‘Ik liep toevallig langs en wil gewoon een biertje, zoals elke heteroseksuele man,‘ gromt hij. Dan komt de barman. ‘Ubaldo! Vaste prik? Ik kom het zo brengen, Felipe laat weten dat je bad klaar is.’ Ubaldo schuift van de kruk, trekt zijn kontloze broek omhoog en beent weg.

Club Schurft (Club Sarna in het Spaans) is de enige openlijke homobar van Mataquintos. De club is verboden en duikt steeds op een andere plek in de stad op. Dat is niet gek in dit traditioneel katholieke, Zuid-Amerikaanse land, waar geen politicus zich uitspreekt vóór homorechten. De extreem-rechtse parlementariër Paco Tornado noemt homoseksualiteit zelfs een fascistische ideologie. Toegegeven, Tornado noemt alles een fascistische ideologie, ook synchroonzwemmen, en Lego, maar toch.

Hoe gewone Managuayanen tegen homo’s aankijken, is een lastige vraag. Het liefst kijken ze homo’s namelijk helemaal niet aan, want volgens het bijgeloof zou je zomaar in een chihuahua kunnen veranderen. Toch is er een mentaliteitsverandering gaande. Sinds homo’s in de buurlanden Argentinië en Uruguay mogen trouwen, krijg je niet meer zo snel ‘flikker’ naar je hoofd geslingerd als je als man in de bus tegen een andere mannelijke passagier aanstaat. Tegenwoordig luidt het scheldwoord ‘Argentijn’.

Felipe neemt plaats aan de bar en bestelt een Cosmopolitan. ‘In Club Schurft kunnen mannen zichzelf zijn,’ zegt hij. ‘Hier kunnen we – op een totaal heteroseksuele manier – samen naar de sauna, elkaar inzepen met douchegel of lekker gek doen in een kussengevecht.’ Maar die Ubaldo, vragen we, dat is toch een homo? Voor we het weten, smijt Felipe zijn cocktail in ons gezicht. ‘Zit je achter hem aan of zo?’ gilt hij. ‘Ubaldo is een superlieve jongen! Jezus, wat een nichtenstreek.’
Roger Abrahams

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

Foto Rodrigo Abd / AP