ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Sovjetbom

De Zuidelijke Woestijn van Managuay

‘Hier stond de tribune, volgens mij.’ Majoor Enrique de los Platos, mijn begeleider, spuugt in het zand. ‘Ik zou het kunnen navragen bij de Topografische Afdeling. Maar ja.’ Met toegeknepen ogen kijk ik naar de zon, die deze zanderige uithoek tot een oven maakt. Nikita Chroesjtsjov had het goed gezien.

De Zuidelijke Woestijn van Managuay was een halve eeuw geleden een brandpunt van de Koude Oorlog. Het maoïstische regime van Sergio ‘De Neushoornleguaan’ Susa had het gebied aangewezen als testlocatie voor een nieuwe, Russische kernkop: de AN602 of ‘Tsar Bomba’. Sovjetleider Chroestsjov gaf vanuit Moskou opdracht aan Managuayaanse ingenieurs om het model in elkaar te schroeven.

Zo kwam het dat op een ochtend in 1961 een Toepolev met de volledige Sovjettop in Mataquintos landde. Susa’s programma – een krampachtig ongedwongen receptie met tequila en gefrituurde chinchillaknoedels – werd door Chroesjtsjov genegeerd: hij wilde direct naar de woestijn. Drie uur later zat hij op een tribune bloednerveus te lonken naar de Tsar Bomba, even verderop in het zand. Een mannenstem begon af te tellen.

‘Diez… Nueve…’ Niemand voorzag wat zou gaan gebeuren. Niemand, behalve iedereen die wel eens een transistorradio made in Managuay had gekocht. ‘…Zero.’ Niets. Toen klonk een luid ‘pffrrrt’, dat een half uur aanhield. Daarna nestelde een koppel alpacalama’s zich in de bom. Chroesjtsjov gooide zwijgend zijn burrito in het zand en verliet de plek des onheils.

‘Is het nog goedgekomen?’ vraag ik aan majoor De los Platos. Deze haalt een mango uit zijn jaszak en neemt een hap. Met volle mond: ‘Als u meer wil weten, kan ik u begeleiden naar het Militaire Archief. Maar ja.’

Op 30 oktober 1961 brachten de Russen op Nova Zembla hun eigen model tot ontploffing. De Tsar Bomba veroorzaakte een explosie van vijftig megaton: de grootste die de mens ooit heeft teweeggebracht.

Foto Persbureau Managuay

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

Hogere zorgpremie: het kan ook anders

Ziekenhuismedewerkers vieren het in leven blijven
van een patiënt na de operatie

Terwijl de achterban van de VVD protesteert tegen de hogere zorgpremie, kijken experts naar Managuay. Dat straatarme land in Zuid-Amerika lijkt een derde weg gevonden te hebben in de gezondheidszorg: zorgpremies afhankelijk van status, plus meer efficiëntie. Een interview vanuit ziekenhuis Buena Esperanza in Mataquintos.

Door Jens Mikkelsen

Dokter Nelson Maldonado, u bent hersenchirurg en u gaat straks een patiënt opereren. Hoeveel moet die persoon daarvoor betalen?
Niets.

Maar de gezondheidszorg in Managuay is toch niet gratis?
Nee, maar het is een kolonel. Als ik die laat betalen, komt hij volgende maand terug met een paar collega’s om mijn arm te amputeren. En da’s wel gratis.

Hoe zit het met gewone Managuayanen?
Die moeten vooraf betalen natuurlijk. Dat klinkt harder dan het is: we proberen in het ziekenhuis zo goedkoop mogelijk te werken. ‘Managuayaanse efficiëntie’ noemen we dat.

Wat is dat dan, Managuayaanse efficiëntie?
Gewoon, zuinig zijn. Gebruikte naalden even schoonpoetsen met een doekje, luiers uitspoelen onder de kraan. En deze week bijvoorbeeld is de babyafdeling onderbezet, én moeten we van de overheid tijdelijk radioactief afval opslaan. Nou, dan schuif je de wiegjes aan de kant en zet je een paar vaten uranium neer.

Maar dat is toch niet gezond?
Nee, maar wel handig. ’s Avonds gaan hier de lampen uit, maar als je een van die baby’s op je schouder zet, heb je geen zaklamp meer nodig.

Bent u eigenlijk wel geschikt voor dit beroep?
Sorry, ik moet nu naar de operatiekamer.

Veel succes.
Ach, ik geef toe: ik ben geen foutloze hersenchirurg. Maar mijn aderlatingen zijn fenomenaal.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Legermuseum

Pilar Hipopótamo (r), verdacht van
‘socialistisch terrorisme’.

Het is een bijna perfecte reeks: generaal Puzzo die tot minister wordt benoemd, generaal Puzzo die de kerncentrale van Jerónimos opent, en generaal Puzzo die in negen vuilniszakken wordt afgeleverd bij het Managuayaanse ministerie van Justitie. De ontbrekende, voorlaatste foto is net een week weg voor restauratie, maar gelukkig laat de titel van de expositie weinig te raden over: Drive-by shootings op staatsbevel, 1964–1971.

Drive-by shootings is een poging van het Legermuseum in Cabúm om actiever het publiek op te zoeken. Als uithangbord van de militaire junta geniet het onder Managuayanen weinig populariteit, niet in het minst vanwege zijn officiële, ietwat pompeuze naam: Museo Glorioso del Ejército y sus Guerras Gloriosas para la Gloria Superior de la Patria Gloriosa, oftewel Glorieus Museum van het Leger en zijn Glorieuze Oorlogen ter Meerdere Glorie van het Glorieuze Vaderland. De meeste bezoekers zijn buitenlanders op de vlucht voor de Zuid-Amerikaanse hitte buiten.

Toch is Drive-by shootings een gouden greep. Welk ander museum leent zich zo goed voor een sinister onderwerp als dit? Zodra je door de hoofdpoort loopt, over de met kinderkopjes geplaveide weg (échte kinderkopjes, van de Kinderdagverblijvenrevolte van ’98), zie je zeven donkergrijze loodsen oprijzen uit een dorre vlakte. Binnen voeren de prenten van het militaire fotografenkorps je mee naar het hart van de Managuayaanse politieke cultuur.

De minister van Sport, generaal Hipopótamo? Toch vermoord door vier langsrazende motorrijders in 1966 en niet, zoals destijds werd beweerd, door zijn vierjarige ‘socialistische dochter’ Pilar. Francisco Gil, hoofd van het Olympisch Comité in 1971? Op de foto steekt hij lachend zijn hand op naar het opengedraaide raampje van een zwarte Volvo, kennelijk naar een goede bekende. Een fractie van een seconde later zullen 39 kogels hem doorzeven.

Voor wie deze zwartgalligheid te veel wordt, is er altijd nog de permanente expositie over geschiedenis en cultuur. Wist u dat de witte cirkel van de Managuayaanse vlag, waarin de gouden lama staat afgebeeld, een klodder spuug symboliseert? Ga eens snel kijken dan.
Noud Nijssen

Deze culturele reportage was eerder in een aangepaste versie te lezen in de Volkskrant.

Foto Lota del Horno

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Peper

Een Fuego Infierno Volcánico

‘Gringo, no toca!’ De marktkoopman kijkt me verschrikt aan. Snel trek ik mijn hand terug, die zojuist nog boven een kist vol glanzend rode vruchten hing. ‘Ik moet Spaanse pepers hebben,’ zeg ik, ter verduidelijking. ‘Spaanse pepers!’ roept de man uit. Hikkend van de lach slaat hij een collega op de schouder. Deze, een wat knorriger type, bitst: ‘Dit is geen gewone peper, mamapinga. Dit is de Fuego Infierno Volcánico. Laat hem één nacht op je keel liggen en je wordt wakker zonder strottenhoofd.’

Elk volk krijgt de groenten die het verdient, en op de Pepermarkt kun je zien wat dat voor Managuay betekent. De markt beslaat eenmaal per maand een hoek van de beroemde Mercado Popular in Mataquintos en biedt een kleurrijke verzameling van het pittige broertje van de paprika: rode, oranje, gele, groene, paarse en bruine chilipepers. En de Fuego Infierno Volcánico dus.

Dat blijkt niet zomaar een hapje, zo leert nadere studie. Sterker nog: de Fuego Infierno Volcánico is de heetste chilipeper ter wereld. Op de Scoville-schaal, die de mate van pittigheid aangeeft, haalt hij maar liefst 7.200.000 punten. Ter vergelijking: een straal pepperspray van een Managuayaanse diender in je oog haalt amper 2.000.000, een broodje lamaburger komt op circa 10.000 (al merk je de jalapeño daarin pas op het toilet). Met de Fuego Infierno Volcánico brengen artsen hier buitenlandse patiënten onder narcose door ze eraan te laten ruiken. Hem vastpakken alleen kost je een nacht op de intensive care, plus het aannaaien van de losgetrokken vellen huid (nóóit wapperen).

Voor Managuayanen echter is de ‘Fuego’ een hartige snack. ‘Ik ben gek op pittig eten,’ zegt Jacky (17). Leunend op een kinderwagen laat ze een zakje vullen met de hete pepers. Ik kijk naar haar gewelfde buik. Is dat niet gevaarlijk, voor zwangere vrouwen? Een schaterlach. ‘Het is niet voor mij!’ Ze wijst naar de baby in de kinderwagen, dan tikt ze op haar tanden. ‘De kleine houdt ons wakker, met zijn geknars. Vannacht leg ik voor straf een peper in zijn mondje. Morgen doet hij het niet meer.’
Noud Nijssen

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Filmfestival

Een sopropo

Van wat voor muziek hou jij?’ Of: ‘Evita Perón, vrouw of musicalster?’ Er zijn veel opmerkelijke vragen denkbaar tijdens de liefdesdaad, maar regisseur Andrés Papachango (1949) sprak ze echt uit. Sterker: het enfant terrible van de Managuayaanse cinema liet de camera’s lopen terwijl hij het deed.

Liefde (Amor, 2008) is sinds afgelopen zaterdag te zien in een nevenprogramma van het Managuayaans Film Festival (MFF). Een gewaagde keuze, aangezien de film destijds door de critici werd afgedaan als ‘een goedkope aaneenschakeling van ruim veertig hoerenbezoeken’ en ‘een slap excuus om zoveel mogelijk vrouwelijk naakt te laten zien’.

Het zijn deze nevenprogramma’s die het MFF doorgaans zo geslaagd maken.
Zeker nu de uitreiking van de Gouden Lama’s steeds meer een gelegenheid wordt waarin de militaire junta een beslissend woordje meespreekt. Zoals vorig jaar, toen een wanproduct van het Managuayaanse leger de grote winnaar werd: Het bloedbad bij San Fernando, een in real time nagespeelde veldslag van dertien (!) uur. De makers wilden speciale effecten gebruiken, maar het officierskorps stond erop om de complete slachting over te doen.

Nee, dan het ingetogen werk van Papachango. Neem het magistrale Alles over mijn vader (Todo sobre mi padre, 2001), waarin een travestiet, de zoon van twee travestieten, op zoek gaat naar zijn vader, die nooit een echte travestiet blijkt te zijn geweest, maar slechts een travestietachtige manhoer die travestieten als klant heeft.

Of Diepe vouwen (Arrugas profundas, 2010), door Papachango geroemd als ‘het bewijs van cinematografische schoonheid op het snijvlak van erotiek en origami.’ En de broeierige roadmovie Twee sopropo’s en een perzik (Dos sopropos y un melocotón, 2003). Daarin razen twee jongens en hun buurvrouw uit verveling over de pampa’s. De sopropo – een soort komkommer – uit de titel verwijst naar de permanente staat van opwinding van het duo.

Ook bij deze films kreeg Papachango het verwijt van effectbejag. Zijn reactie luidde steevast: ‘Wie de plot niet vat, heeft in elk geval een paar lekkere tieten gezien.’
Noud Nijssen

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Hammarskjold

Schrijver Sergio Sánchez Hammarskjold

‘Mario Vargas Llosa? Een armoedige prutser.’ In het rimpelige gezicht van Sergio Sánchez Hammarskjold komen drie gaten in actie: zijn ogen spuwen vuur, zijn mond klemt de pijp vast en zijn neusgaten doen twee rookpluimpjes de kamer in dwarrelen. ‘Met zijn boeken doe ik wat de gemiddelde Managuayaan ermee doet: ik schuif ze onder een afgebroken tafelpoot.’

Gegniffel in de videohoek van het Hammarskjold-museum. Waar de schrijver is, is de verongelijktheid nooit ver weg. De man zelf is overigens ook niet ver weg: hij zit aan een tafeltje in de hoek nauwlettend toe te kijken, af en toe nippend van de aguardiente die zijn vrouw hem bijschenkt. Het Hammarskjold-museum is bij Hammarskjold thuis, en dat maakt het gegniffel behoorlijk ongemakkelijk.

Sergio Sánchez Hammarskjold is een auteur die er prat op gaat nog nooit een heuse roman te hebben geproduceerd.
In Managuay, waar tachtig procent van de bevolking niet kan lezen, en de overige twintig daar gewoon geen zin in heeft, moet een schrijver zich toeleggen op praktische teksten. ‘Toegepaste literatuur’ noemt Hammarskjold het. Hij schrijft handleidingen, snackbarmenu’s en productinformatie. Met succes: zijn Ingrediënten & Voedingswaarde per 100 ml van de literflessen Pipo Papajapap geldt als een klassieker in het genre.

Een uitvergroting van dat etiket, omgeven door enkele flessen pap, vormt dan ook het hart van de expositie. De formule om Hammarskjolds schrijfsels te omringen met relevante voorwerpen is even simpel als doeltreffend. Op de salontafel: de aangegeten burrito bij het menu van snackbar El Pollo Loco uit 1987. Op de vensterbank: het getraliede raam uit martelcentrum Horror Máximo met ernaast een ongebruikte wegwijzer (‘Uitgang’). Als bezoeker begrijp je in één klap wat de teksten van Hammarskjold zo effectief maakt. Je vraagt je af wat de illustratie geweest zou zijn bij een ontbrekend werk als Inventarisatie van lijken na de opstand van San Fernando, 3 maart 2010, A t/m M.

Bij het verlaten van de woning stuiten we op een tafeltje met pennen en papieren, waarop een manshoge, kartonnen versie van de schrijver prijkt. Er is iets op gekalkt. We buigen ons voorover en lezen: ‘Steun mijn volgende werk: het telefoonboek van Managuay. Vul naam en nummer in op de stippellijn.’
Noud Nijssen

Foto Abrán del Tubo

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: El Aire Libre

50 Peso (r) en Lil’ Carmen

Op het podium wijzen vier mannen naar hun kruis. ‘Es un chihuahua en tu bolsillo?’ De menigte begint te blaffen. ‘O te gusta encontrarme?’ Een luid gejuich stijgt op, een daverende beat zet in. Boyband Los Cojones is de onbetwiste smaakmaker van muziekfestival El Aire Libre, niet in het minst dankzij hun hit ‘Is dat een chihuahua in je broekzak (of ben je gewoon blij me te zien)?’

El Aire Libre: wat in 1972 begon als een eenmalige hippiehappening is uitgegroeid tot een driedaags evenement en een vrijplaats in Managuay, de laatste militaire dictatuur van Zuid-Amerika. Qua sfeer is het Lowlands, qua muziek is het Pinkpop, qua drankgebruik is het het Oktoberfest – maar dan met zelfgestookte tequila in plaats van bier. ‘Natuurlijk kun je het zonder alcohol ook leuk hebben,’ zegt Marta (20), die bij haar tent op de festivalcamping tabasco druppelt in een weckpot met gefermenteerde lamamelk. ‘Maar niet hier.’ Haar vriendin Andrea (22) biedt twee patrouillerende militairen een slok rum aan, die ze gretig aanvaarden. ‘Je moet die gasten te vriend houden,’ zegt ze later. ‘Voor je het weet, liggen ze je in een bunker te toucheren.’ In de verte klinken de tonen van hiphopkleuters 50 Peso en Lil’ Carmen: ‘No estoy tu bitch, papá.’

Zo gemoedelijk als de eerste dag van El Aire Libre verloopt, zo dramatisch is de avond. Zoals gevreesd zorgt het optreden van Raúl, een singer-songwriter met regeringskritische teksten, voor reuring. Al na één lied neemt de zanger het woord ‘mensenrechten’ in de mond, waarop – vanuit het niets – vier militairen op het podium springen. Raúl stuift weg, chaos breekt uit. Onder gegil van het publiek wordt de rennende zanger met een elektrische stok bewerkt, terwijl een van de militairen roept: ‘Doorlopen, hier is niets te zien!’

El Aire Libre: Managuay op zijn puurst.
Noud Nijssen

Foto Lota del Horno


Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

Muziek in een bananenrepubliek (4)

Elke maand doet correspondent Joris Mikkelsen – het kleine neefje van Jens – verslag van een muziekfestival in Managuay, de Zuid-Amerikaanse bananenrepubliek. Nu: Misterioso.

Festival: Misterioso
Beoordeling:
*****

Psychedelica
De hemel is van het donkerste zwart, en al wat ster is, straalt op zijn helderst. ‘Het Zuiderkruis,’ fluistert Jens. ‘Cruz del Sur.’ Hij ligt naast me in het gras en wijst naar vier witte puntjes in de duisternis. Onze nieuwe vriend Elio heeft het ook gehoord. ‘Escorpio,’ wijst hij. Schorpioen. En ik? Ik zie van alles in de sterren: een snor, een zonnebril, een pet – samen vormen ze een boos gezicht dat plots razendsnel op ons afschiet. ‘Generaal Jamón!’ gil ik uit.
Even later zitten we zwijgend aan een tafeltje, nippend van een beker guavesap. ‘Die ingekookte cactus was misschien niet zo’n goed idee,’ zegt Jens tegen Elio. Hij knikt naar mij. ‘Als je het staatshoofd van Managuay tussen de sterren ziet, dan ben je goed loco.’

Misterioso is een dancefestival dat eigenlijk om drugs gaat. Het vindt elke augustus plaats in de jungle van Noord-Managuay, steeds op de laatste plek waar de plaatselijke boswachterij een stuk beschermd regenwoud heeft gekapt. Als de maan aan de hemel staat, zie je meteen waar Misterioso om draait: overal glinsteren de erlenmeyers van de mobiele drugslaboratoria – een sprookjesachtige aanblik. De rest is volslagen onbelangrijk. Ergens ligt een oud cassettedeck te blèren en ‘laserlicht’ is afkomstig van een zaklamp die in een groen stuk plastic is gewikkeld en wordt doorgegeven aan elke hallucinerende idioot die hem af en toe aan- en uitzetten wil.

Met de cactus nog in de aderen wandelen we langs de stalletjes met typisch Managuayaanse psychedelica: gedroogde adder, in mescaline gewelde maracuja’s, ayahuasca-thee met lamasnippers. Op een van de tafels staat een glazen bak met een soort harige cavia’s, maar dan met buitensporig grote klauwen en een afdakje van snuit tot kont. We houden halt. ‘Gordelmollen,’ legt Jens uit. ‘Het allerkleinste gordeldier. De Manca-indianen zeggen dat in zijn schild en ingewanden het geheim van de eeuwige jeugd zit.’ Elio zegt iets tegen de gordelmolverkoper, die met een schaterlach opstaat, een van de beesten uit zijn bak haalt en aan het schildje begint te wrikken.

Snel draai ik me om – de cactus dreigt naar boven te komen – en loop pardoes tegen een meisje aan. Ik kijk op, en staar in een beeldschoon gezicht. ‘Perdón,’ stamel ik. Terwijl achter me een schril gepiep overgaat in het geluid van een staafmixer, verdrink ik in twee reebruine ogen. Het meisje glimlacht naar me. Ik glimlach terug. Iemand duwt mij een beker in mijn hand. Ik drink hem in één teug leeg, zonder mijn blik af te wenden. Dan raap ik mijn moed bij elkaar, zet een stap, breng mijn lippen bij de hare – en we kussen. Mijn hand strijkt over haar onderarm en ik voel de dikke, stugge vacht. Haar met schubben bedekte tong smaakt naar haring, drop en nutella.

Nog nooit zo psychedelisch geweest. Vijf sterren.

Chau,

Joris Mikkelsen

Dit verslag stond eerder op VICE.com. Volg daar de avonturen van Joris Mikkelsen deze zomer. Of op deze website.

Zie ook:
Muziek in een bananenrepubliek (1)
Muziek in een bananenrepubliek (2)
Muziek in een bananenrepubliek (3)

Foto Ronaldo Santana

Muziek in een bananenrepubliek (3)

Elke maand doet correspondent Joris Mikkelsen – het kleine neefje van Jens – verslag van een muziekfestival in Managuay, de Zuid-Amerikaanse bananenrepubliek. Nu: Motores Negros.

Festival: Motores Negros
Beoordeling: *****

Leger
‘Ik had thuis een lama gekleid, van modder,’ zegt Hernán. Verslagen ligt de dikke tiener op het grasveld. Alleen het korte eind touw in zijn hand herinnert nog aan Pepito, het vriendje op wielen waarmee hij over het festivalterrein zwierf. ‘We hadden superveel aanspraak. Soms kreeg hij rum aan de bar, die mocht ik dan opdrinken.’ Totdat Pepito per ongeluk tegen een officier aanreed. Hernán: ‘Zonder iets te zeggen haalde hij een Romeinse kaars uit zijn binnenzak en schoof ‘m zó in Pepito’s onderkantje. Ik heb geen scherf meer teruggezien.’

Het nationale leger van Managuay: ook op het tweede festival dat ik hier bezoek, blijkt het een bron van ellende. Motores Negros draait om het idee dat iedere idioot met een gemotoriseerd voertuig volslagen ongeorganiseerd mag racen over een braakliggend stuk land. Een perfect concept dus voor de militaire elite. Die komt elk jaar niet alleen pesterig inrijden op de vele tentjes op het terrein, maar vooral deelnemen aan de parade op de slotdag – vandaag – om met de eerste prijs naar huis te gaan.

Die slotparade is een feest voor de trotse bezitters van zelfgeknutselde snelheidsmonsters, onder wie Waldo en Alberto. We ontmoeten de twee twintigers voor een taco- en tequilatentje, waar ze een grote zeepkist hebben geparkeerd. ‘Onze scooter,’ lacht Alberto, een jongen met lange zwarte krullen. ‘Er zit de motor van een Vespa SS 90 in.’ Waldo laat zien hoe hij in de zeepkist twee zitjes met leren bekleding heeft aangebracht én een minikoelkastje met alle benodigdheden voor mojito’s. ‘Mojito’s en Motores Negros,’ grijnst hij, ‘dat is het leven.’

Hij heeft het amper gezegd of het wordt stil om ons heen. Alle hoofden draaien naar de verste hoek van het veld, waar een vaandel met de Managuayaanse vlag boven de menigte uit priemt. De tank die erachteraan komt rollen, vertelt ons: de parade is begonnen en het leger doet de aftrap. Schel tettert het volkslied uit de trompetten van de militaire fanfare: ‘La Himna del Gran Indicador El General Jamón y Su País Managuay, y También de Todo El Resto del América del Sur Que le Apartiene, Pero Provisalmente sólo Managuay’(‘De hymne van de Grote Wegwijzer generaal Jamón en zijn land, en ook van de rest van Zuid-Amerika, dat hem toebehoort, maar vooralsnog alleen Managuay’).

Ruim een half uur lang trekt de stoet aan ons voorbij. Camouflagejeeps, langeafstandsraketten, de lamacavalerie. Net als de andere toeschouwers veinzen Waldo en Alberto respect en kijken toe met strakke blik. Ze worden er niet voor beloond: de zeepkist, die zich kennelijk net iets te ver op het pad bevindt, wordt eerst door twee majoors aan de kant geduwd en even later door een amfibievoertuig verpletterd. Als de houtsplinters zich in mijn wenkbrauw boren, moet ik denken aan Pepito.

Motores Negros is een onvergetelijke ervaring. Vijf sterren.

Hasta la vista,

Joris Mikkelsen

Dit verslag stond eerder op VICE.com. Volg daar de avonturen van Joris Mikkelsen deze zomer. Of op deze website.

Zie ook:
Muziek in een bananenrepubliek (1)
Muziek in een bananenrepubliek (2)

Foto Ronaldo Santana

Muziek in een bananenrepubliek (2)

Elke maand doet correspondent Joris Mikkelsen – het kleine neefje van Jens – verslag van een muziekfestival in Managuay, de Zuid-Amerikaanse bananenrepubliek.

Festival: Festival del Mundo
Beoordeling: *****

Serge
Het gekreun van ‘Je t’aime… moi non plus’ galmt door de tent. Het is plakkerig heet en de slowende stelletjes kruipen nog dichter tegen elkaar. Op het podium, onder het rood-wit-blauw van de Franse vlag, steekt de legendarische Serge Gainsbourg een lange, donkerrode tong in de mond van Jane Birkin. ‘Wat heeft Serge Gainsbourg een grote snor,’ fluister ik tegen Jens. ‘Dat is Serge Gainsbourg niet,’ fluistert hij terug. ‘Dat is Conchita Sánchez, een actrice, en die is juist beroemd om haar snor.’

Welkom in Managuay, een vergeten uithoek van Zuid-Amerika waar niets is wat het lijkt, al was het maar omdat er geen geld is om het te betalen. Ik ben op het Festival del Mundo met mijn neef Jens, die hier als freelance correspondent werkt en die ik mag helpen met festivalverslagen voor VICE. Het Festival del Mundo biedt de Managuayanen een blik op de wereld, zo heet het, en dat is een goede zaak. Van Latijns-Amerikaanse gastvrijheid heb ik bij de ingangscontroles namelijk weinig gemerkt – waarschijnlijk omdat ze door militairen werden uitgevoerd. Het beeld van Jens, in buikligging op een tafel terwijl zo’n soldado hem met een wapenstok examineert, zal ik niet licht vergeten. ‘Een rectale controle is hier niks bijzonders,’ riep Jens nog, de moed erin houdend. ‘Maar rubberen wapenstokken in plaats van houten, dat is echt luxe.’ Hij stak zowaar zijn duim op.

Eenmaal op het terrein is er muziek, er is drank, mensen liggen chillend op de grond – wat dat betreft onderscheidt het Festival del Mundo zich niet van een doodgewone Managuayaanse straat. Maar die landenpaviljoens! Als eerste betreden we dat van Duitsland. Eén gigantisch Oktoberfest. Alleen: circa 1935. Alle mannen zijn blond en geüniformeerd. ‘Jens!’ sis ik aan de tap. ‘Het lijken goddomme wel nazi’s!’ Jens slaat snel een wijsvinger voor zijn mond. ‘Zeg dat woord niet.’ Hij schuift me een stenen kruik met bier toe. ‘Het zijn hun nakomelingen. Na de Tweede Wereldoorlog heeft Managuay tienduizenden foute Duitsers met open armen ontvangen. Dit is hun… cultuur.’ Opeens barsten de drie Oberscharführer naast ons uit in een brullend gelach. Ze slaan hun bierpullen tegen elkaar. ‘Ha-ha-ha-Hitler!’

Nepfransen, nepnazi’s: het mag duidelijk dat het Festival del Mundo meer over Managuay zegt dan over de rest van de wereld. De ‘Franse baguette’ in de snackbar? Een uitgerekte burrito. Engelbert Humperdinck in de Engelse tent? A guy named José met bejaardenschmink. Afijn, alles went. Met vlag en wimpel slaag ik voor mijn inburgeringscursus als we het terrein verlaten. De soldaat die Jens fouilleerde, kijkt ons vragend aan en wijst op zijn wapenstok. ‘No gracias,’ zeg ik, en we lopen door.

Vanwege de Managuayaanse totaalervaring krijgt het Festival del Mundo: vijf sterren.

Adios!

Joris

Dit verslag stond eerder op VICE.com. Volg daar de avonturen van Joris Mikkelsen deze zomer. Of op deze website.


Zie ook:

Muziek in een bananenrepubliek (1)

Foto Ronaldo Santana