Het bankbiljet met de beeltenis van generaal Lope la Llama |
Op het biljet van 200.000 Managuayaanse peso staat een van de grootste krijgsheren van Zuid-Amerika afgebeeld: generaal Lope la Llama. La Llama (1840–1865) begon zijn carrière als rijdier in de Managuayaanse lamacavalerie, maar eindigde met de hoogste militaire rang. Hij verwierf zijn faam in de Slag bij de Stokerij in de Oorlog van de Vijf Papaja’s (1850-1852).
De bewuste stokerij stond in San Cristóbal in de Managuayaanse Andes, waar de divisie van Lope op 14 juli 1850 in een lastig parket was beland. Zijn berijder, generaal Don Manuel Terremoto, had het gebouw die nacht met veel pijn en moeite veroverd, maar was tegen het middaguur alweer omsingeld door 2000 vijandige manschappen uit Bolivia. Ze zaten als ratten in de val.
Tijdens koortsachtig overleg in het magazijn pleitte Terremoto opeens voor een charge. ‘De aanval is de beste verdediging!’ brulde hij. Twee lege rumflessen rinkelden tussen zijn voeten, maar niemand durfde hem tegen te spreken. Terwijl zijn mannen hun lama’s zadelden, sprong Terremoto al op Lope en stormde met getrokken sabel het postkantoor uit. Tenminste, dat was de bedoeling. Een golf van opspelend maagzuur verraste hem, en toen hij schreeuwend van de pijn zijn lichaam strekte, sloeg zijn hoofd tegen de stenen boog boven de deur. Hij viel morsdood op de grond.
Ondertussen sprintte Lope in zijn eentje naar buiten. Daar stuitte hij al na tien meter op drie Boliviaanse verkenners, die zich ervan wilden vergewissen dat Terremoto en zijn troepen zich daadwerkelijk schuilhielden in de stokerij. In een reflex lanceerde Lope een fluim, die zo dodelijk bleek dat alle drie de Bolivianen het loodje lieten. Hun landgenoten, die het schouwspel van een afstandje hadden gevolgd, sloegen onmiddellijk op de vlucht.
Lope werd na de Slag bij de Stokerij tot generaal bevorderd en diende tot aan zijn dood in 1873.
Sindsdien erft in Managuay het rijdier altijd de rang van zijn berijder, wat de prestaties van het Managuayaanse leger aanzienlijk verbeterde.
Foto Rogelio de la Sierra