Manca-ruïne in de Andes, Managuay |
De Manca’s waren een hoogontwikkeld volk dat op zijn toppunt heerste over half Managuay en ver daarbuiten. Tussen ca. 1300 en 1500 breidde het zijn imperium op agressieve wijze uit met een leger dat in oorlogstijd wel 500.000 soldaten telde.
De Manca’s waren de meesters van de notenboog. Met deze kruisboog vuurden zij de gedroogde pitten van mango’s op de vijand af totdat er nog maar één soldaat met onbeschadigde schedel was overgebleven. Hem aten zij op. Ook vreesde menigeen de beruchte cuenca’s: bommen van gloeiend hete bananenpap, in palmbladeren gewikkeld, die vlam vatten wanneer zij in contact kwamen met de lichaamsbeharing van aanstormende troepen. Een ander dodelijk wapen van de Manca’s was de dolle condor. Een wilde Andesvogel kreeg gefermenteerde lamamelk gevoerd en werd losgelaten, zodat hij achter de vijandelijke linies golven van giftig braaksel stortte op de krijsende soldaten.
De Spanjaarden roeiden de Manca’s in een mum van tijd uit via Europese ziektes als oorpijn en loopneus. Van de ca. drie miljoen trotse Manca’s waren er in 1516 nog maar zeven over. Zij stierven aan jeuk.