ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Jungletocht

Opeens houdt junglegids Ramón zijn adem in. Langzaam brengt hij een vinger voor zijn lippen. ‘We zijn niet ver van de moerassen van Canádos,’ fluistert Ramón. ‘Een uniek ecosysteem: 3000 plantensoorten, 250 vogelsoorten, 350 vissoorten, 100 soorten zoogdieren, 60 soorten reptielen.’ Hij kijkt ons aan. ‘Kortom, een levensgrote delicatessenzaak.’ Met normale stem, wijzend op de ketel met de groene staarten over de rand: ‘Iemand nog leguanensoep?’

Een jungletrek in Managuay is een spannende aangelegenheid, maar vooral voor de dieren die zich langs de route ophouden. Elke gids is een slager. Letterlijk: de Managuayaanse Bond van Slagerbedrijven verplicht al zijn leden om twee weken per jaar door te brengen in het regenwoud van Noord-Managuay, ook wel ‘de Groene Keuken’ genoemd. Het is niet de enige beroepsgroep met een ontspannen houding ten opzichte van de jungle.

Neem de politiek: de moerassen van Canádos vormen niet alleen een uniek ecosysteem, maar ook een massagraf met de afgezonken lichamen van 300.000 politieke dissidenten. Of evenementenorganisaties: muziekfestival Misterioso vindt elk jaar plaats op de plek waar de oprichter, houthakker Carlos Llanos, voor het laatst aan het rooien is geweest. Ook leven in het oerwoud duizenden maoïstische rebellen, wier visie op het milieu nog het best blijkt uit een uitgelekt memo uit 2006, waarin ze de Drieklovendam in bevriende natie China omschreven als ‘de doodsteek voor de natuur, maar wel heel gaaf.’

Ramón weet hoe westerlingen hierover denken. ‘Jullie in Europa hebben makkelijk praten, maar ik hou van onze bedreigde diersoorten. Daarom eet ik ze zo graag op. ’ Hij haalt een apenkop uit zijn rugzak en begint te kauwen. Dan beginnen zijn ogen te twinkelen: hij heeft een goede grap bedacht. ‘Als je dieren zo belangrijk vindt, waarom richt je er dan geen politieke partij voor op?’ De hele groep barst in lachen uit.
Noud Nijssen

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

Foto José el Rey

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Sint-Cerberus

Kindertekening van Sint-Cerberus

Avond. De kachel zoemt, buiten bromt een lama. De zeven kinderen van Paco en Panchita slaken een gaap – en op dat moment knalt de deur open. ‘Vrolijk Sint-Cerberus!’ Een prikkende nevel vult de ruimte. Drie zwartgeverfde mannen stormen naar binnen en bekogelen met ontelbare harde brokken de kleintjes, die huilend en gillend het erf op stuiven. Dan sjokt een man met een rode mijter, rode poncho en een stok de kamer binnen. Oom Diego – want die is het – ploft neer in een fauteuil. ‘Zo. Nu eerst een tequila.’

De Managuayaanse Sinterklaas heet Sint-Cerberus en is een kindervriend op wie niet alle kleintjes zich verheugen. Met San Cerbero verkleden vaders en ooms zich als een christelijke heilige – of als diens hulpje Pedro el Negro – om hun kroost te verrassen. Aangezien het feest echter wordt gezien als een excuus om het collectief op een zuipen te zetten en de verrassing bestaat uit een wolk pepperspray en een spervuur van keiharde snoepjes (de cagarrutas), houdt menige Managuayaanse kleuter er een trauma aan over.

Vorig jaar werd in Mataquintos zelfs een opvanghuis geopend voor slachtoffertjes van de goedheiligman. De opening werd ontsierd door een menigte aangeschoten Sint-Cerberussen voor de ingang, die tientallen in brand gestoken kinderknuffels naar binnen probeerden te gooien en de Managuayaanse versie brulden van ‘Ach vaderlief, toe drink niet meer’.

Als alle kinderen weer rustig in bed liggen, schenken Paco en Panchita een borrel in. Ze bedanken oom Diego. Wat is eigenlijk de lol van het feest? Paco: ‘Degene die Sint-Cerberus speelt, heeft een goede tijd.’ Panchita lacht: ‘Maar die is dan ook dronken.’ Dus iedereen is opgelucht als Sint-Cerberus eind december weer vertrekt? ‘Jazeker,’ roept oom Diego vanuit zijn fauteuil. ‘Dan kunnen we die mormels tenminste weer zónder poespas de stuipen op het lijf jagen!’
Noud Nijssen

Foto Persbureau Managuay

Deze culturele reportage was eerder in afwijkende vorm te lezen in de Volkskrant.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Cabaretfestival

Het Teatro Colón in San Luís

‘Kennen jullie dat?’ De cabaretier kijkt het publiek in. ‘Zat ik laatst op een tank, komt er een officier op me af. Zegt ie: “Het is groen, je mag er niet op zitten en het is géén tank.” Ik zeg: “Weet ik niet.” Hij pakt zijn Korobov TKB-022 volautomatisch, slaat me tegen de grond en brult: “Tóch een tank!”’

Rumoer. De man naast me slingert zijn glas caipirinha naar het podium. Laarzen, een stoel en zelfs een hagelschot ijsklontjes gaan door de lucht. Glunderend ontwijkt de cabaretier de projectielen: zijn grap valt duidelijk in de smaak.

Het Festival Cabaret de las Pampas is hét humorevenement van Managuay. Eens per jaar stroomt het Teatro Colón in San Luís vol voor zestig grappenmakers die strijden om de eer. Hun grootste hindernis is ongevraagde publieksparticipatie – hier in het cowboyachtige zuiden geeft men nu eenmaal graag zijn mening.

Vorig jaar maakte een nerveuze beginneling de zaal, bestaande uit Hubba Bubba smakkende gaucho’s, uit voor ‘kauwboys’. Hij bezweek aan interne bloedingen. Een The Matrix-parodiant had geluk en kwam er met slechts een geperforeerd oor vanaf. Inmiddels zeggen oud-winnaars als Sara Krosas (kapotte knieschijf), Juan Japo de los Walos (doorzeefde linkerschouder) en Frederico Jóven (betweterigheid van de volhardende soort): wie San Luís in één stuk verlaat, heeft er niet echt gestaan.

Tijd voor de laatste act. Het is het trio Raúl, Ramón y Ramona, dat vorig jaar nog wegens ‘subtiliteit’ werd afgewezen. Daar hebben ze van geleerd: Raúl draagt een gillende lesbienne op zijn schouder, Ramón een manke condor en Ramona draagt, getuige haar deinende borsten, helemaal niets. Onder luid gejoel schroeft ze de dop van een fles olijfolie en knipoogt naar de juryvoorzitter. Die steekt zijn duim omhoog. Eén finaleplek staat al vast.

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Sovjetbom

De Zuidelijke Woestijn van Managuay

‘Hier stond de tribune, volgens mij.’ Majoor Enrique de los Platos, mijn begeleider, spuugt in het zand. ‘Ik zou het kunnen navragen bij de Topografische Afdeling. Maar ja.’ Met toegeknepen ogen kijk ik naar de zon, die deze zanderige uithoek tot een oven maakt. Nikita Chroesjtsjov had het goed gezien.

De Zuidelijke Woestijn van Managuay was een halve eeuw geleden een brandpunt van de Koude Oorlog. Het maoïstische regime van Sergio ‘De Neushoornleguaan’ Susa had het gebied aangewezen als testlocatie voor een nieuwe, Russische kernkop: de AN602 of ‘Tsar Bomba’. Sovjetleider Chroestsjov gaf vanuit Moskou opdracht aan Managuayaanse ingenieurs om het model in elkaar te schroeven.

Zo kwam het dat op een ochtend in 1961 een Toepolev met de volledige Sovjettop in Mataquintos landde. Susa’s programma – een krampachtig ongedwongen receptie met tequila en gefrituurde chinchillaknoedels – werd door Chroesjtsjov genegeerd: hij wilde direct naar de woestijn. Drie uur later zat hij op een tribune bloednerveus te lonken naar de Tsar Bomba, even verderop in het zand. Een mannenstem begon af te tellen.

‘Diez… Nueve…’ Niemand voorzag wat zou gaan gebeuren. Niemand, behalve iedereen die wel eens een transistorradio made in Managuay had gekocht. ‘…Zero.’ Niets. Toen klonk een luid ‘pffrrrt’, dat een half uur aanhield. Daarna nestelde een koppel alpacalama’s zich in de bom. Chroesjtsjov gooide zwijgend zijn burrito in het zand en verliet de plek des onheils.

‘Is het nog goedgekomen?’ vraag ik aan majoor De los Platos. Deze haalt een mango uit zijn jaszak en neemt een hap. Met volle mond: ‘Als u meer wil weten, kan ik u begeleiden naar het Militaire Archief. Maar ja.’

Op 30 oktober 1961 brachten de Russen op Nova Zembla hun eigen model tot ontploffing. De Tsar Bomba veroorzaakte een explosie van vijftig megaton: de grootste die de mens ooit heeft teweeggebracht.

Foto Persbureau Managuay

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: De peso

Bankbiljet van 200.000 Managuayaanse peso

‘Verdomde daklozen.’ Prometeo Carolus staat bij een juten zak. ‘Hén moesten ze tegen de muur zetten, in plaats van dichters en falende voetbalspelers.’ De muntenhandelaar heeft het niet op de zwervers buiten zijn boetiek in het oude centrum van Mataquintos. Of ze op zijn collectie azen? Integendeel. Elke dag zet Carolus tien kilo aan peso’s buiten, maar de zak wordt enkel als toilet gebruikt.

Managuayanen houden niet van hun geld. Dat is niet gek: wat de overheid een ‘dynamische munt’ noemt, is een boterzacht stuk metaal waarvan de wisselkoers recent fluctueerde tussen de 0,00009 en 0,00001 voor 1 euro. En dat was alleen nog maar vorige week.

Toch moet de Managuayaanse peso een mondiale reservemunt worden. De minister van Financiën, generaal Diego Verbuto, stelt het op elke top van de G27 [de 27 kleinste economieën van de wereld, NN] weer voor. Immers, betoogt hij, kredietbeoordelaar Moody’s heeft in 2011 de kredietwaardigheid van Managuay verhoogd. Dat het een promotie betrof van de status ‘uitermate deplorabel’ naar ‘zeer meelijwekkend’, vertelt Verbuto er niet bij.

Wandelend langs de munten- en fruitverzameling in Carolus’ winkel – nog tot 1923 gold de mango als wettig betaalmiddel – valt me op hoe dun alle centjes zijn. ‘Waarvan zijn Managuayaanse peso’s gemaakt?’ vraag ik. Het antwoord: ‘Weggegooide bierblikjes.’ Als Carolus mijn verbaasde blik ziet, grinnikt hij. ‘Tranquilo, gringo. Het mogen ook geroofde peso’s uit Uruguay zijn.’

Tring! Een jonge vrouw stapt binnen met een dikke envelop. Of Carolus haar pesomunten aaneen wil slaan tot een grote, slappe plaat met papierachtige kwaliteiten. Carolus legt me uit: ‘Daar kan een heel gezin hier een week lang zijn billen mee afvegen.’ Hij rekent er een sigaar voor. ‘Een Havana.’ Met een knipoog: ‘Een mens moet ook léven.’
Noud Nijssen


Foto Rogelio de la Sierra

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Waterboardclub

Waterboardbondscoach Pepín Acosta

Voordat Mariana antwoord kan geven, kletst Pepín Acosta de washand op haar mond. Het water uit de tuinslang gutst over haar gezicht. Zodra ze begint te proesten, rukt Acosta de natte lap weg en brult: ‘Zeg op slet, waar heb je de poet verstopt?!’ Ze lachen. Mariana (14): ‘Pepín kan zó’n clown zijn.’

Waterboardclub Vikingo is toonaangevend in de wereld. Geen wonder – in Managuay geldt waterboarden, waarbij een liggend persoon water gegoten krijgt over een stuk stof op zijn gezicht, als een traditie. Ruim voor de ondervragingstechniek in een kwaad daglicht kwam te staan onder George W. Bush, leidde Vikingo al de crème de la crème van het mondiale schijnverdrinken op. Wat is het geheim?

‘Plezier,’ stelt Pepín Acosta (36). ‘Wat onze leden bindt is water, een washand en de hang naar spanning.’ Met maar liefst tien wereldtitels geldt de bondscoach en Vikingo-voorzitter als een meesterinterviewer. Voor de club zijn Acosta’s banden met de militaire junta onontbeerlijk: graag stelt het generaalsregime faciliteiten en gedetineerden ter beschikking aan trainende leden. Maar gaat Vikingo niet ten onder aan zijn eigen succes? Regelmatig vertrekken talenten naar het professionele circuit: de overheid. Acosta: ‘Daar zie ik geen kwaad in. Nieuwe aanwas komt wel, want onze training deugt. Een washand van gisteren gebruiken? Niks ervan, je pakt een schone. Lekt je tuinslang? Zorg dat je een bandenplaksetje bij je hebt. Die man op die bank mag dan een staatsgevaarlijke mensenrechtenactivist zijn die de volgende dag toch wordt opgehangen, ik wil wel dat je hem respecteert.’

Mariana veegt haar gezicht droog. Terwijl ze haar broek aantrekt: ‘Mij gaat het gewoon om de gezelligheid. Vanavond eten we met zijn allen. En zondag is het open dag, dan mag iedereen een vriendje of familielid meenemen om op te oefenen.’
Noud Nijssen

Foto Abrán del Tubo

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Voetbal

Het Managuayaanse elftal voor aanvang van Bolivia–Managuay, 1976

En dan gebeurt het: Mezza trekt een sprint vanaf de middellijn, neemt de bal aan van Liendo, Lázaro in zijn rug, draait knap weg, haalt de achterlijn, snijdt vervolgens naar binnen en dan, in het strafschopgebied – ai! – hakt Moreno met een kapmes zijn achillespees stuk. Mezza valt bloedend op de grond, Moreno moffelt het wapen weg in zijn broek terwijl hij naar een denkbeeldige vogel tuurt.

Het idee om klassieke voetbalwedstrijden na te spelen is in Managuay een schot in de roos gebleken. Sport is hier – zoals bovenstaande scène aantoont – doorgaans een bloederige aangelegenheid, en daar houden de Managuayanen van. Het stadion van FC Puta Madre zit op deze Día de los Clásicos dan ook stampvol. Hele gezinnen joelen mee met tien nagespeelde wedstrijdhelften. Lees verder “ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Voetbal”

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Legermuseum

Pilar Hipopótamo (r), verdacht van
‘socialistisch terrorisme’.

Het is een bijna perfecte reeks: generaal Puzzo die tot minister wordt benoemd, generaal Puzzo die de kerncentrale van Jerónimos opent, en generaal Puzzo die in negen vuilniszakken wordt afgeleverd bij het Managuayaanse ministerie van Justitie. De ontbrekende, voorlaatste foto is net een week weg voor restauratie, maar gelukkig laat de titel van de expositie weinig te raden over: Drive-by shootings op staatsbevel, 1964–1971.

Drive-by shootings is een poging van het Legermuseum in Cabúm om actiever het publiek op te zoeken. Als uithangbord van de militaire junta geniet het onder Managuayanen weinig populariteit, niet in het minst vanwege zijn officiële, ietwat pompeuze naam: Museo Glorioso del Ejército y sus Guerras Gloriosas para la Gloria Superior de la Patria Gloriosa, oftewel Glorieus Museum van het Leger en zijn Glorieuze Oorlogen ter Meerdere Glorie van het Glorieuze Vaderland. De meeste bezoekers zijn buitenlanders op de vlucht voor de Zuid-Amerikaanse hitte buiten.

Toch is Drive-by shootings een gouden greep. Welk ander museum leent zich zo goed voor een sinister onderwerp als dit? Zodra je door de hoofdpoort loopt, over de met kinderkopjes geplaveide weg (échte kinderkopjes, van de Kinderdagverblijvenrevolte van ’98), zie je zeven donkergrijze loodsen oprijzen uit een dorre vlakte. Binnen voeren de prenten van het militaire fotografenkorps je mee naar het hart van de Managuayaanse politieke cultuur.

De minister van Sport, generaal Hipopótamo? Toch vermoord door vier langsrazende motorrijders in 1966 en niet, zoals destijds werd beweerd, door zijn vierjarige ‘socialistische dochter’ Pilar. Francisco Gil, hoofd van het Olympisch Comité in 1971? Op de foto steekt hij lachend zijn hand op naar het opengedraaide raampje van een zwarte Volvo, kennelijk naar een goede bekende. Een fractie van een seconde later zullen 39 kogels hem doorzeven.

Voor wie deze zwartgalligheid te veel wordt, is er altijd nog de permanente expositie over geschiedenis en cultuur. Wist u dat de witte cirkel van de Managuayaanse vlag, waarin de gouden lama staat afgebeeld, een klodder spuug symboliseert? Ga eens snel kijken dan.
Noud Nijssen

Deze culturele reportage was eerder in een aangepaste versie te lezen in de Volkskrant.

Foto Lota del Horno

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Peper

Een Fuego Infierno Volcánico

‘Gringo, no toca!’ De marktkoopman kijkt me verschrikt aan. Snel trek ik mijn hand terug, die zojuist nog boven een kist vol glanzend rode vruchten hing. ‘Ik moet Spaanse pepers hebben,’ zeg ik, ter verduidelijking. ‘Spaanse pepers!’ roept de man uit. Hikkend van de lach slaat hij een collega op de schouder. Deze, een wat knorriger type, bitst: ‘Dit is geen gewone peper, mamapinga. Dit is de Fuego Infierno Volcánico. Laat hem één nacht op je keel liggen en je wordt wakker zonder strottenhoofd.’

Elk volk krijgt de groenten die het verdient, en op de Pepermarkt kun je zien wat dat voor Managuay betekent. De markt beslaat eenmaal per maand een hoek van de beroemde Mercado Popular in Mataquintos en biedt een kleurrijke verzameling van het pittige broertje van de paprika: rode, oranje, gele, groene, paarse en bruine chilipepers. En de Fuego Infierno Volcánico dus.

Dat blijkt niet zomaar een hapje, zo leert nadere studie. Sterker nog: de Fuego Infierno Volcánico is de heetste chilipeper ter wereld. Op de Scoville-schaal, die de mate van pittigheid aangeeft, haalt hij maar liefst 7.200.000 punten. Ter vergelijking: een straal pepperspray van een Managuayaanse diender in je oog haalt amper 2.000.000, een broodje lamaburger komt op circa 10.000 (al merk je de jalapeño daarin pas op het toilet). Met de Fuego Infierno Volcánico brengen artsen hier buitenlandse patiënten onder narcose door ze eraan te laten ruiken. Hem vastpakken alleen kost je een nacht op de intensive care, plus het aannaaien van de losgetrokken vellen huid (nóóit wapperen).

Voor Managuayanen echter is de ‘Fuego’ een hartige snack. ‘Ik ben gek op pittig eten,’ zegt Jacky (17). Leunend op een kinderwagen laat ze een zakje vullen met de hete pepers. Ik kijk naar haar gewelfde buik. Is dat niet gevaarlijk, voor zwangere vrouwen? Een schaterlach. ‘Het is niet voor mij!’ Ze wijst naar de baby in de kinderwagen, dan tikt ze op haar tanden. ‘De kleine houdt ons wakker, met zijn geknars. Vannacht leg ik voor straf een peper in zijn mondje. Morgen doet hij het niet meer.’
Noud Nijssen

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.

ONDERTUSSEN IN MANAGUAY: Filmfestival

Een sopropo

Van wat voor muziek hou jij?’ Of: ‘Evita Perón, vrouw of musicalster?’ Er zijn veel opmerkelijke vragen denkbaar tijdens de liefdesdaad, maar regisseur Andrés Papachango (1949) sprak ze echt uit. Sterker: het enfant terrible van de Managuayaanse cinema liet de camera’s lopen terwijl hij het deed.

Liefde (Amor, 2008) is sinds afgelopen zaterdag te zien in een nevenprogramma van het Managuayaans Film Festival (MFF). Een gewaagde keuze, aangezien de film destijds door de critici werd afgedaan als ‘een goedkope aaneenschakeling van ruim veertig hoerenbezoeken’ en ‘een slap excuus om zoveel mogelijk vrouwelijk naakt te laten zien’.

Het zijn deze nevenprogramma’s die het MFF doorgaans zo geslaagd maken.
Zeker nu de uitreiking van de Gouden Lama’s steeds meer een gelegenheid wordt waarin de militaire junta een beslissend woordje meespreekt. Zoals vorig jaar, toen een wanproduct van het Managuayaanse leger de grote winnaar werd: Het bloedbad bij San Fernando, een in real time nagespeelde veldslag van dertien (!) uur. De makers wilden speciale effecten gebruiken, maar het officierskorps stond erop om de complete slachting over te doen.

Nee, dan het ingetogen werk van Papachango. Neem het magistrale Alles over mijn vader (Todo sobre mi padre, 2001), waarin een travestiet, de zoon van twee travestieten, op zoek gaat naar zijn vader, die nooit een echte travestiet blijkt te zijn geweest, maar slechts een travestietachtige manhoer die travestieten als klant heeft.

Of Diepe vouwen (Arrugas profundas, 2010), door Papachango geroemd als ‘het bewijs van cinematografische schoonheid op het snijvlak van erotiek en origami.’ En de broeierige roadmovie Twee sopropo’s en een perzik (Dos sopropos y un melocotón, 2003). Daarin razen twee jongens en hun buurvrouw uit verveling over de pampa’s. De sopropo – een soort komkommer – uit de titel verwijst naar de permanente staat van opwinding van het duo.

Ook bij deze films kreeg Papachango het verwijt van effectbejag. Zijn reactie luidde steevast: ‘Wie de plot niet vat, heeft in elk geval een paar lekkere tieten gezien.’
Noud Nijssen

Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.