Manca-ruïne in de Andes |
Vanaf het rotsplateau wijst Tica in de verte. ‘Yanan Manca!’ Op onze wandelschoenen snellen we naar haar toe. Zien we dan eindelijk de legendarische hoofdstad van het Manca-volk? ‘Daar,’ zegt Tica. We knijpen met onze ogen. ‘De Grote Tempel. Achter de IKEA.’ Warempel: achter de in aanbouw zijnde vestiging van de Zweedse meubelgigant priemt een torentje uit. Een bouwvakker heeft Tica in de gaten gekregen. Hij grijpt in zijn kruis. ‘Hola guapa!’
De Manca’s zijn voor Managuay wat de Inca’s voor Peru zijn en de Azteken voor Mexico: een glorieus verleden. Op het toppunt van hun macht heersten zij over een groot deel van Zuid-Amerika. Toch zijn er ook verschillen. De Manca’s vonden bijvoorbeeld wél het alfabet uit, maar schoven het weer opzij omdat schrijven ‘voor homo’s’ zou zijn.
Liever besteedden ze hun tijd aan het hoogtepunt van hun beschaving: gruwelijk, maar hoogst origineel wapentuig. Neem de cuenca: een bom van palmbladeren, vol gloeiend hete bananenpap, die uiteenspatte bij een voltreffer. El cóndor loco was een dronken gevoerde gier die achter vijandelijke linies werd losgelaten en daar dood en verderf zaaide met golven van braaksel en gal. Denk ook aan de binnenzakchihuahua, een uitgehongerd hondje dat tijdens vredesonderhandelingen opeens richting de nek van de vijand werd gegooid.
Al deze inventiviteit voorkwam overigens niet dat de drie miljoen trotse Manca’s, kort na de komst van de Spanjaarden in 1504, bijna waren uitgeroeid door Europese ziektes als oorpijn, loopneus en jeuk.
‘Aan de kant, gringo!’ brult iemand vanuit zijn shovel, die zeshonderd jaar oude Manca-sculpturen op een hoop veegt. Yanan Manca wordt toegankelijk gemaakt voor toeristen, en daar horen behalve ruïnes ook een meubelboulevard, een goederenspoorlijn en een Manca-themapark bij. De wereldberoemde Grote Tempel blijft echter bereikbaar – links achter de hoofdpoort van Mancaland, naast de herentoiletten.
Noud Nijssen
Deze culturele reportage was eerder te lezen in de Volkskrant.
Foto Conrado Blanco